Geschiedenis
Als gemeente van Nieuwland mogen wij ons verheugen in een lange geschiedenis. De wortels van de gemeente moeten in de elfde of twaalfde eeuw worden gezocht. Hoewel er over het dorp in de geschiedschrijving weinig te vinden is, is het wel een feit dat de kerk die verrees, nadat het Evangelie van de vrije genade in Jezus Christus voet aan de grond had gekregen, van geen geringe omvang was.
Kerkgebouw
Volgens de overlevering is het kerkgebouw, de St. Barbara, door heer Jan van Arkel, die over het hele gebied de scepter zwaaide, gesticht in of vlak voor 1304. Andere bronnen spreken over 1025 als stichtingsjaar. Het was de tijd waarin door het hele land kloosters werden gesticht en ook de tijd van de kruistochten.
De toren van de kerk dateert uit de vroege veertiende eeuw. Het prachtige koor, nog steeds het sieraad van de kerk, stamt uit de vijftiende eeuw. Het schip is van de zestiende eeuw. Oorspronkelijk is de kerk in een kruisvorm gebouwd, waarmee men tot uitdrukking wilde brengen dat het kruis van Christus op Golgotha het hart van de kerk vormt. Vanuit historisch oogpunt is het jammer dat in de negentiende eeuw (1841?) de zijbeuken werden afgebroken. De zuilen naar de voormalige zijbeuken zijn nog steeds zichtbaar.
Restauratie
In het midden van de 20e eeuw is de kerk aan de binnen- en buitenkant ingrijpend gerestaureerd. De torenspits (een naaldspits, dat wil zeggen een zeshoekige spits, die de zes scheppingsdagen inhoudt, waarbij de spits van de toren symbolisch uitwijst naar de zevende dag, de dag van de komst van Jezus Christus, de dag van de eeuwige rust), zo karakteristiek voor de kerk van Nieuwland, werd geheel vernieuwd.
Er werd ook een nieuwe consistorie gebouwd. Bovendien werd het hele interieur van de kerk 180 graden gedraaid: de preekstoel stond vroeger op de plaats waar nu het orgel staat. En het orgel bevond zich op een galerij in het koor. Verder werden de dichtgemetselde ramen in het koor weer geopend. Er kwamen glas-in-loodramen in, waardoor de schoonheid van het koor van weleer weer terugkeerde. Helaas heeft men in het schip houten ramen gezet, waardoor het nog meer opvalt dat het van jongere datum is dan het koor.
In 1975 bleken er ernstige scheuren in het metselwerk voor te komen. Het gebouw begon behoorlijk te verzakken. Vandaar dat men in 1982 en 1983 een zware draagconstructie aanbracht van betonnen palen en balken. Ook het orgel werd toen grondig gerestaureerd.
Reformatie
De reformatie vond hier in 1594 plaats. De buurgemeente Leerbroek was al in 1578 overgegaan naar de nieuwe leer. De tweede hervormde predikant aldaar was GerritWillemszn. Svartz (Gerardus Wilhelmi Niger). In de classicale vergadering van 12 mei 1587 werd besloten dat "Gerardus Svartz beneffens de kercke van Leerbroeck oock den nageburen van Neuvlandt sal met des Heeren Woordt vermanen". In 1593 bleek er echter onenigheid te zijn tussen de predikant en de kerkmeesters van Nieuwland. De Nieuwlandse schout verscheen op 17 januari 1594 op een classicale vergadering en deelde mede dat Nieuwland zelf een predikant wilde hebben, namelijk Anthony Hardenbroick. Zijn naam komt voor in de notulen van deze classicale vergadering, maar of ooit het beroep is uitgebracht is onzeker. Wel is hij de eerste die op het predikantenbord in de kerk vermeld staat.
Helaas is de kerk van Nieuwland niet bewaard gebleven voor een nog nieuwere leer dan die van de Reformatie, een leer die niet was naar Gods Woord, maar die voortkwam uit het vrijzinnige denken. Dit blijkt onder andere uit een bericht van 1831, waarin we lezen dat burgemeester Pellikaan van Nieuwland bedankt als lid van de Hervormde Kerk. Volgens hem handelt de kerk niet "overeenkomstig de Woorden Gods en zuivere belijdenis der van ouds Gereformeerde kerk".
Ook de gemeente van Leerbroek had deze ombuiging van "de gereformeerde leer" in Nieuwland waargenomen. Als deze buurgemeente in 1905 vacant raakt, dient haar kerkenraad een verzoek in bij de ring om tijdens de vacaturetijd niet de consulent van het lichte Nieuwland (ds. van Druten), maar die van Oosterwijk te mogen ontvangen. "Dit gebeurde wegens het verschil van richting", zo lezen wij. Als Nieuwland in 1907 vacant raakt, wordt de bal teruggespeeld. Ds. Kraaij van Leerbroek wordt gepasseerd "wegens het te grote verschil van beginsel". Men zoekt zijn heil bij Kedichem. Wel vraagt men zich in de ringvergadering af of er onder de inwoners van Nieuwland niet meer personen zijn die de richting van ds. Kraaij zijn toegedaan dan die van ds. Nobel van Kedichem. Hierin had de ring niet helemaal ongelijk.
Vooral onder ds. Van Druten, die overigens slechts twee jaar in Nieuwland heeft gediend, ging het er nogal vrijzinnig aan toe. Verschillende Nieuwlanders, die het onderdeze leer niet konden vinden, weken uit naar Leerbroek. Onder invloed van met name ds. Kraaij uit Leerbroek werd overgegaan tot oprichting van een christelijke schoolvereniging ("Timotheus") in Nieuwland in 1908. Op 5 januari 1909 werd de christelijke school geopend.
Hoewel het overgrote deel van het dorp stond ingeschreven bij de Hervormde Gemeente, werd de kerkgang steeds minimaler. De heer Zijderveld vermeldt ("'t Kerkdurp Noulandt", pagina 61) dat in 1929 op een gegeven moment 15 personen deelnemen aan de eredienst.
In 1940 gebeurde er in Nieuwland een groot Godswonder. De Heere bracht er de gereformeerde prediking terug. Eind 1939 nam ds. J. van der Velden, die toen nog kandidaat was, in Nieuwland een dienst over van ds. J. Cirkel van Leerbroek. Na afloop ging de 22 jaar oude kandidaat mee op de koffie bij ouderling ds. E. Schimmel. Deze emeritus-predikant was sinds kort ouderling geworden in Nieuwland, op voorwaarde dat er een nieuwe pastorie zou worden gebouwd en dat er een predikant van gereformeerde beginselen zou worden beroepen. Hij zal zich gesteund hebben geweten door het feit dat de diensten waarin een bijbelgetrouw voorganger de dienst leidde, vele malen beter werden bezocht dan de andere diensten. Tijdens het koffie-uurtje op die ene zondag werd aan kandidaat van der Velden gevraagd nog even tewachten zich beroepbaar te stellen. Niet lang daarna bracht de kerkenraad een toezegging van beroep uit en van der Velden nam deze aan. Bij zijn intrede legde hijhet Woord uit aan de hand van 1Kor. 1:23 en 24. In deze tekst vindt men het hart van het gemeente-zijn.
De lijn was gezet voor de tientallen jaren die daarop onder de verschillende predikanten volgden. De kerkgang kwam geleidelijk weer op gang. Tot zo'n 120 mensen in de morgendiensten. Toen ds. van der Velden er op een gegeven moment een ouderling bij wilde hebben, zei de kerkenraad: "U wilt de zaak om hebben?" "Ja!", was het besliste antwoord. En zo geschiedde het, want door die extra ouderling kregen de gereformeerde broeders de overhand. Bij het afscheid van ds. van der Velden merkte een van de diakenen "van de andere kant" op: "van uw preken heb ik mijn buik meer dan vol". Ds. van der Velden onderhield ook veel contact met de gereformeerden en christelijk gereformeerden van Nieuwland. De contacten met de christelijk gereformeerden zijn er nog steeds, bijvoorbeeld wanneer het gaat omde jeugdverenigingen, de mannenvereniging, de ouderenmiddagen en "Passage".
Geleidelijk zijn er twee diensten gekomen en nu mag in beide diensten de kerk vol zitten. Het mag ons gebed en onze hoop zijn dat de Waarheid (die de Heere zo duidelijk in Zijn Woord, de Bijbel, heeft gegeven) in onze gemeente tot leven en heil mag brengen. Ook mogen wij dan denken aan de drie belijdenisgeschriften (de Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels) die in de Kerk van de Reformatie aan de kerk zijn geschonken. Hoewel deze geschriften altijd ondergeschikt zijn aan het Woord, weten wij ons sterk betrokken op deze historische geschriften als leer- en leefregel.
Zo mogen we ons verheugen over de daden van God in het midden van onze gemeente. In afhankelijkheid van Hem mag ook de toekomst tegemoet worden gezien. Levend vanuit de belofte: "alzo zegt de HEERE: In dien tijd des welbehagens heb Ik U verhoord, en ten dage des heils heb Ik U geholpen; en Ik zal U bewaren, en Ik zal U geven tot een verbond des volks, om het aardrijk op te richten, om de verwoeste erfenissen te doen beërven; Om te zeggen tot de gebondenen: Gaat uit; tot hen, die in duisternis zijn: Komt te voorschijn; zij zullen op de wegen weiden, en op alle hoge plaatsen zal hun weide wezen" (Jes. 49:8 en 9).
Oosterwijk
Met de Hervormde Gemeente van Oosterwijk is er een verbintenis sinds 1953. Deze verbintenis, die is aangegaan bij de komst van ds. G. van Estrik, houdt in dat zij gezamenlijk een predikant beroepen. Beide gemeenten hebben wel een eigen kerkenraad en een eigen kerkgebouw. We mogen dus Oosterwijk beschouwen als onze zustergemeente, ook al is het ledenbestand geheel van elkaar gescheiden. We proberen dat onder andere tot uitdrukking te brengen door de belijdeniscatechisanten gezamenlijk de catechese te laten volgen en ook worden soms gezamenlijke kerkenraadsvergaderingen gehouden.
Orgel
De Nieuwlandse kerk heeft nog maar betrekkelijk kort een orgel. In 1899 werd er in de kerkenraad voor het eerst gesproken over de aanschaf van een orgel, vóór die tijd was er geen. Pas op 15 juni 1908 viel het definitieve besluit om er een aan te schaffen.
Op 3 augustus van dat jaar legde de "fa. Kruse Orgelfabrikant te Leeuwarden" zich per brief vast het orgel te leveren voor ƒ 2300, inclusief de kosten van de plaatsing. Een bestek van de bouw is niet meer aanwezig. In dit verband is het bestek van het Leerbroekse orgel interessant, dat wel bewaard is gebleven. Het gaat over een orgel van exact dezelfde dispositie, maar toch zit er een tijdsverloop van 10 jaar tussen de bouw van beide orgels!
Een week later kreeg G. van Dijk, timmerman te Nieuwland, opdracht voor de bouw van de orgeltribune, terwijl de onderbouw door A. Verduin uit Nieuwland werd gemaakt. Op 18 september ging de opdracht voor het verfwerk naar K. Verschoor Mzn., schilder alhier. Het orgel werd gebouwd aan de Oostkant, in het koor, op een tribune boven de ingang en het werd op 25 november gekeurd door de heer van Bonzel, Muziekonderwijzer te Leerdam. Op de 29e november 1908 werd het ingewijd door ds. Tj. J. Wielinga naar aanleiding van 1 Sam. 16 vers 17.
Het orgel is dus gebouwd door het bedrijf van de orgelbouwer J.F. Kruse te Leeuwarden. Johan Frederik Kruse werd geboren in Zeist in 1848 en overleed in Leeuwarden in 1907. Hij was de schoonzoon van Willem Hardorff (1815-1899), die een orgelmakersbedrijf had. Deze had het bedrijf van Willem van Gruisen voortgezet rond 1846. De grootvader van Willem Hardorff (M.H. Hardorff), treffen we aan in het beroemde orgelmakersbedrijf van A.A. Hinsch.
Kruse was werkzaam in het bedrijf van zijn schoonvader. Vanaf ongeveer 1880 zette hij het bedrijf zelfstandig voort. Na zijn dood in 1907 werden de nog lopende zaken afgehandeld door de Gebr. Adema. Daar was dus ook het Nieuwlandse orgel bij. Andere Kruse-orgels zijn onder meer te vinden in Rossum (1899), in Zeeuws-Vlaanderen (Cadzand 1902 en Groede 1903) en in het Noorden van het land, onder andere in Oostermeer (Fr.). Ook de kerk van Leerbroek had een Kruse-orgel, zoals hierboven al gemeld, maar dat is bij de kerkbrand in 1935 verloren gegaan.
Het werk van Kruse staat nog in de traditie van de Friese orgelmakerijen: kas, windwerk en regeerwerk in dit orgel getuigen daarvan. Het pijpwerk betrok Kruse van elders, een rond de eeuwwisseling ook door andere orgelmakers gevolgde praktijk. De wat conservatieve Kruse leverde nog ambachtelijk werk, wat in die tijd toch bijzonder was, gezien de bewondering die men had voor de technologie. Het ambachtelijk werk was in groot gevaar. Het instrument in Nieuwland ademt enerzijds nog de geest van de kunstzinnigheid en degelijkheid van de 19e eeuwse friese orgelbouw, anderzijds heeft het enkele kenmerken die wijzen naar een later tijdperk. Een kenmerk van de latere orgels van Kruse is de hoorn des overvloeds die in de vleugelstukken voorkomt.
In de jaren 1955 - 1957 vond er een ingrijpende restauratie van het kerkgebouw plaats. Het orgel werd gedemonteerd, opgeslagen, gerepareerd en weer opgebouwd door J. de Koff en Zn. te Utrecht. Het werd toen aan de Westkant tegen de toren, op een gaanderij geplaatst.
Bij de latere restauratie van de kerk in 1983 werd ook de toestand van het orgel bekeken. De Orgelcommissie der Nederlands Hervormde Kerk werd er ter advisering bij betrokken. De gecommitteerde van deze commissie, de heer A. van Beek, onderzocht het orgel en constateerde dat het nagenoeg in de oorspronkelijke staat verkeerde en restauratie verdiende.
De Fa. Flentrop te Zaandam voerde de restauratie uit. De windlade werd volledig gerestaureerd, het pijpwerk waar nodig hersteld, het mechaniek geheel nagezien en gerepareerd, de balg werd op een aantal plaatsen gedicht en er werd een nieuwe ventilator geplaatst.
Er werd ook een Cornet IV discant op een kantsleep toegevoegd, afkomstig uit het orgel in de Grote Kerk te Edam, die daar omstreeks 1895 door de orgelmaker Jurriaans werd geplaatst. In de zeventiger jaren werd deze stem in het kader van een restauratie uit dat orgel verwijderd, omdat zij niet in het veel oudere instrument paste. Het register past echter wel bij het pijpwerk van het Nieuwlandse orgel.
Het uiterlijk van het orgel werd verfraaid. De orgelmakers polijstten de frontpijpen en verguldden de labia. Het schilderwerk en het aanbrengen van het bladgoud werden verzorgd door Schildersbedrijf Evert Vink in Leerdam.
Op 11 februari 1984 werd het orgel weer aan de Kerkvoogdij overgedragen. Sindsdien is het in onderhoud bij de Fa. Flentrop Orgelbouw B.V. te Zaandam: een jaarlijkse stem‑ en onderhoudsbeurt.
De dispositie luidt sedert de restauratie:
Kerkgebouw
Volgens de overlevering is het kerkgebouw, de St. Barbara, door heer Jan van Arkel, die over het hele gebied de scepter zwaaide, gesticht in of vlak voor 1304. Andere bronnen spreken over 1025 als stichtingsjaar. Het was de tijd waarin door het hele land kloosters werden gesticht en ook de tijd van de kruistochten.
De toren van de kerk dateert uit de vroege veertiende eeuw. Het prachtige koor, nog steeds het sieraad van de kerk, stamt uit de vijftiende eeuw. Het schip is van de zestiende eeuw. Oorspronkelijk is de kerk in een kruisvorm gebouwd, waarmee men tot uitdrukking wilde brengen dat het kruis van Christus op Golgotha het hart van de kerk vormt. Vanuit historisch oogpunt is het jammer dat in de negentiende eeuw (1841?) de zijbeuken werden afgebroken. De zuilen naar de voormalige zijbeuken zijn nog steeds zichtbaar.
Restauratie
In het midden van de 20e eeuw is de kerk aan de binnen- en buitenkant ingrijpend gerestaureerd. De torenspits (een naaldspits, dat wil zeggen een zeshoekige spits, die de zes scheppingsdagen inhoudt, waarbij de spits van de toren symbolisch uitwijst naar de zevende dag, de dag van de komst van Jezus Christus, de dag van de eeuwige rust), zo karakteristiek voor de kerk van Nieuwland, werd geheel vernieuwd.
Er werd ook een nieuwe consistorie gebouwd. Bovendien werd het hele interieur van de kerk 180 graden gedraaid: de preekstoel stond vroeger op de plaats waar nu het orgel staat. En het orgel bevond zich op een galerij in het koor. Verder werden de dichtgemetselde ramen in het koor weer geopend. Er kwamen glas-in-loodramen in, waardoor de schoonheid van het koor van weleer weer terugkeerde. Helaas heeft men in het schip houten ramen gezet, waardoor het nog meer opvalt dat het van jongere datum is dan het koor.
In 1975 bleken er ernstige scheuren in het metselwerk voor te komen. Het gebouw begon behoorlijk te verzakken. Vandaar dat men in 1982 en 1983 een zware draagconstructie aanbracht van betonnen palen en balken. Ook het orgel werd toen grondig gerestaureerd.
Reformatie
De reformatie vond hier in 1594 plaats. De buurgemeente Leerbroek was al in 1578 overgegaan naar de nieuwe leer. De tweede hervormde predikant aldaar was GerritWillemszn. Svartz (Gerardus Wilhelmi Niger). In de classicale vergadering van 12 mei 1587 werd besloten dat "Gerardus Svartz beneffens de kercke van Leerbroeck oock den nageburen van Neuvlandt sal met des Heeren Woordt vermanen". In 1593 bleek er echter onenigheid te zijn tussen de predikant en de kerkmeesters van Nieuwland. De Nieuwlandse schout verscheen op 17 januari 1594 op een classicale vergadering en deelde mede dat Nieuwland zelf een predikant wilde hebben, namelijk Anthony Hardenbroick. Zijn naam komt voor in de notulen van deze classicale vergadering, maar of ooit het beroep is uitgebracht is onzeker. Wel is hij de eerste die op het predikantenbord in de kerk vermeld staat.
Helaas is de kerk van Nieuwland niet bewaard gebleven voor een nog nieuwere leer dan die van de Reformatie, een leer die niet was naar Gods Woord, maar die voortkwam uit het vrijzinnige denken. Dit blijkt onder andere uit een bericht van 1831, waarin we lezen dat burgemeester Pellikaan van Nieuwland bedankt als lid van de Hervormde Kerk. Volgens hem handelt de kerk niet "overeenkomstig de Woorden Gods en zuivere belijdenis der van ouds Gereformeerde kerk".
Ook de gemeente van Leerbroek had deze ombuiging van "de gereformeerde leer" in Nieuwland waargenomen. Als deze buurgemeente in 1905 vacant raakt, dient haar kerkenraad een verzoek in bij de ring om tijdens de vacaturetijd niet de consulent van het lichte Nieuwland (ds. van Druten), maar die van Oosterwijk te mogen ontvangen. "Dit gebeurde wegens het verschil van richting", zo lezen wij. Als Nieuwland in 1907 vacant raakt, wordt de bal teruggespeeld. Ds. Kraaij van Leerbroek wordt gepasseerd "wegens het te grote verschil van beginsel". Men zoekt zijn heil bij Kedichem. Wel vraagt men zich in de ringvergadering af of er onder de inwoners van Nieuwland niet meer personen zijn die de richting van ds. Kraaij zijn toegedaan dan die van ds. Nobel van Kedichem. Hierin had de ring niet helemaal ongelijk.
Vooral onder ds. Van Druten, die overigens slechts twee jaar in Nieuwland heeft gediend, ging het er nogal vrijzinnig aan toe. Verschillende Nieuwlanders, die het onderdeze leer niet konden vinden, weken uit naar Leerbroek. Onder invloed van met name ds. Kraaij uit Leerbroek werd overgegaan tot oprichting van een christelijke schoolvereniging ("Timotheus") in Nieuwland in 1908. Op 5 januari 1909 werd de christelijke school geopend.
Hoewel het overgrote deel van het dorp stond ingeschreven bij de Hervormde Gemeente, werd de kerkgang steeds minimaler. De heer Zijderveld vermeldt ("'t Kerkdurp Noulandt", pagina 61) dat in 1929 op een gegeven moment 15 personen deelnemen aan de eredienst.
In 1940 gebeurde er in Nieuwland een groot Godswonder. De Heere bracht er de gereformeerde prediking terug. Eind 1939 nam ds. J. van der Velden, die toen nog kandidaat was, in Nieuwland een dienst over van ds. J. Cirkel van Leerbroek. Na afloop ging de 22 jaar oude kandidaat mee op de koffie bij ouderling ds. E. Schimmel. Deze emeritus-predikant was sinds kort ouderling geworden in Nieuwland, op voorwaarde dat er een nieuwe pastorie zou worden gebouwd en dat er een predikant van gereformeerde beginselen zou worden beroepen. Hij zal zich gesteund hebben geweten door het feit dat de diensten waarin een bijbelgetrouw voorganger de dienst leidde, vele malen beter werden bezocht dan de andere diensten. Tijdens het koffie-uurtje op die ene zondag werd aan kandidaat van der Velden gevraagd nog even tewachten zich beroepbaar te stellen. Niet lang daarna bracht de kerkenraad een toezegging van beroep uit en van der Velden nam deze aan. Bij zijn intrede legde hijhet Woord uit aan de hand van 1Kor. 1:23 en 24. In deze tekst vindt men het hart van het gemeente-zijn.
De lijn was gezet voor de tientallen jaren die daarop onder de verschillende predikanten volgden. De kerkgang kwam geleidelijk weer op gang. Tot zo'n 120 mensen in de morgendiensten. Toen ds. van der Velden er op een gegeven moment een ouderling bij wilde hebben, zei de kerkenraad: "U wilt de zaak om hebben?" "Ja!", was het besliste antwoord. En zo geschiedde het, want door die extra ouderling kregen de gereformeerde broeders de overhand. Bij het afscheid van ds. van der Velden merkte een van de diakenen "van de andere kant" op: "van uw preken heb ik mijn buik meer dan vol". Ds. van der Velden onderhield ook veel contact met de gereformeerden en christelijk gereformeerden van Nieuwland. De contacten met de christelijk gereformeerden zijn er nog steeds, bijvoorbeeld wanneer het gaat omde jeugdverenigingen, de mannenvereniging, de ouderenmiddagen en "Passage".
Geleidelijk zijn er twee diensten gekomen en nu mag in beide diensten de kerk vol zitten. Het mag ons gebed en onze hoop zijn dat de Waarheid (die de Heere zo duidelijk in Zijn Woord, de Bijbel, heeft gegeven) in onze gemeente tot leven en heil mag brengen. Ook mogen wij dan denken aan de drie belijdenisgeschriften (de Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels) die in de Kerk van de Reformatie aan de kerk zijn geschonken. Hoewel deze geschriften altijd ondergeschikt zijn aan het Woord, weten wij ons sterk betrokken op deze historische geschriften als leer- en leefregel.
Zo mogen we ons verheugen over de daden van God in het midden van onze gemeente. In afhankelijkheid van Hem mag ook de toekomst tegemoet worden gezien. Levend vanuit de belofte: "alzo zegt de HEERE: In dien tijd des welbehagens heb Ik U verhoord, en ten dage des heils heb Ik U geholpen; en Ik zal U bewaren, en Ik zal U geven tot een verbond des volks, om het aardrijk op te richten, om de verwoeste erfenissen te doen beërven; Om te zeggen tot de gebondenen: Gaat uit; tot hen, die in duisternis zijn: Komt te voorschijn; zij zullen op de wegen weiden, en op alle hoge plaatsen zal hun weide wezen" (Jes. 49:8 en 9).
Oosterwijk
Met de Hervormde Gemeente van Oosterwijk is er een verbintenis sinds 1953. Deze verbintenis, die is aangegaan bij de komst van ds. G. van Estrik, houdt in dat zij gezamenlijk een predikant beroepen. Beide gemeenten hebben wel een eigen kerkenraad en een eigen kerkgebouw. We mogen dus Oosterwijk beschouwen als onze zustergemeente, ook al is het ledenbestand geheel van elkaar gescheiden. We proberen dat onder andere tot uitdrukking te brengen door de belijdeniscatechisanten gezamenlijk de catechese te laten volgen en ook worden soms gezamenlijke kerkenraadsvergaderingen gehouden.
Orgel
De Nieuwlandse kerk heeft nog maar betrekkelijk kort een orgel. In 1899 werd er in de kerkenraad voor het eerst gesproken over de aanschaf van een orgel, vóór die tijd was er geen. Pas op 15 juni 1908 viel het definitieve besluit om er een aan te schaffen.
Op 3 augustus van dat jaar legde de "fa. Kruse Orgelfabrikant te Leeuwarden" zich per brief vast het orgel te leveren voor ƒ 2300, inclusief de kosten van de plaatsing. Een bestek van de bouw is niet meer aanwezig. In dit verband is het bestek van het Leerbroekse orgel interessant, dat wel bewaard is gebleven. Het gaat over een orgel van exact dezelfde dispositie, maar toch zit er een tijdsverloop van 10 jaar tussen de bouw van beide orgels!
Een week later kreeg G. van Dijk, timmerman te Nieuwland, opdracht voor de bouw van de orgeltribune, terwijl de onderbouw door A. Verduin uit Nieuwland werd gemaakt. Op 18 september ging de opdracht voor het verfwerk naar K. Verschoor Mzn., schilder alhier. Het orgel werd gebouwd aan de Oostkant, in het koor, op een tribune boven de ingang en het werd op 25 november gekeurd door de heer van Bonzel, Muziekonderwijzer te Leerdam. Op de 29e november 1908 werd het ingewijd door ds. Tj. J. Wielinga naar aanleiding van 1 Sam. 16 vers 17.
Het orgel is dus gebouwd door het bedrijf van de orgelbouwer J.F. Kruse te Leeuwarden. Johan Frederik Kruse werd geboren in Zeist in 1848 en overleed in Leeuwarden in 1907. Hij was de schoonzoon van Willem Hardorff (1815-1899), die een orgelmakersbedrijf had. Deze had het bedrijf van Willem van Gruisen voortgezet rond 1846. De grootvader van Willem Hardorff (M.H. Hardorff), treffen we aan in het beroemde orgelmakersbedrijf van A.A. Hinsch.
Kruse was werkzaam in het bedrijf van zijn schoonvader. Vanaf ongeveer 1880 zette hij het bedrijf zelfstandig voort. Na zijn dood in 1907 werden de nog lopende zaken afgehandeld door de Gebr. Adema. Daar was dus ook het Nieuwlandse orgel bij. Andere Kruse-orgels zijn onder meer te vinden in Rossum (1899), in Zeeuws-Vlaanderen (Cadzand 1902 en Groede 1903) en in het Noorden van het land, onder andere in Oostermeer (Fr.). Ook de kerk van Leerbroek had een Kruse-orgel, zoals hierboven al gemeld, maar dat is bij de kerkbrand in 1935 verloren gegaan.
Het werk van Kruse staat nog in de traditie van de Friese orgelmakerijen: kas, windwerk en regeerwerk in dit orgel getuigen daarvan. Het pijpwerk betrok Kruse van elders, een rond de eeuwwisseling ook door andere orgelmakers gevolgde praktijk. De wat conservatieve Kruse leverde nog ambachtelijk werk, wat in die tijd toch bijzonder was, gezien de bewondering die men had voor de technologie. Het ambachtelijk werk was in groot gevaar. Het instrument in Nieuwland ademt enerzijds nog de geest van de kunstzinnigheid en degelijkheid van de 19e eeuwse friese orgelbouw, anderzijds heeft het enkele kenmerken die wijzen naar een later tijdperk. Een kenmerk van de latere orgels van Kruse is de hoorn des overvloeds die in de vleugelstukken voorkomt.
In de jaren 1955 - 1957 vond er een ingrijpende restauratie van het kerkgebouw plaats. Het orgel werd gedemonteerd, opgeslagen, gerepareerd en weer opgebouwd door J. de Koff en Zn. te Utrecht. Het werd toen aan de Westkant tegen de toren, op een gaanderij geplaatst.
Bij de latere restauratie van de kerk in 1983 werd ook de toestand van het orgel bekeken. De Orgelcommissie der Nederlands Hervormde Kerk werd er ter advisering bij betrokken. De gecommitteerde van deze commissie, de heer A. van Beek, onderzocht het orgel en constateerde dat het nagenoeg in de oorspronkelijke staat verkeerde en restauratie verdiende.
De Fa. Flentrop te Zaandam voerde de restauratie uit. De windlade werd volledig gerestaureerd, het pijpwerk waar nodig hersteld, het mechaniek geheel nagezien en gerepareerd, de balg werd op een aantal plaatsen gedicht en er werd een nieuwe ventilator geplaatst.
Er werd ook een Cornet IV discant op een kantsleep toegevoegd, afkomstig uit het orgel in de Grote Kerk te Edam, die daar omstreeks 1895 door de orgelmaker Jurriaans werd geplaatst. In de zeventiger jaren werd deze stem in het kader van een restauratie uit dat orgel verwijderd, omdat zij niet in het veel oudere instrument paste. Het register past echter wel bij het pijpwerk van het Nieuwlandse orgel.
Het uiterlijk van het orgel werd verfraaid. De orgelmakers polijstten de frontpijpen en verguldden de labia. Het schilderwerk en het aanbrengen van het bladgoud werden verzorgd door Schildersbedrijf Evert Vink in Leerdam.
Op 11 februari 1984 werd het orgel weer aan de Kerkvoogdij overgedragen. Sindsdien is het in onderhoud bij de Fa. Flentrop Orgelbouw B.V. te Zaandam: een jaarlijkse stem‑ en onderhoudsbeurt.
De dispositie luidt sedert de restauratie:
Cornet | IV sterk |
Prestant | 8' |
Petit Bourdon | 8' |
Viola di Gamba | 8' |
Octaaf | 4' |
Fluit d'amour | 4' |
Quint | 3' |
Octaaf | 2' |
Trompet | 8' |
Manuaal | C-f^3 |
Aangehangen pedaal | C-g^0 |
Ventiel |
terug